Over ons
Slagerij Van Harten is sinds 1930 aan de Korteraarseweg 102 gevestigd. Achter de slagerij ligt 1,6 hectare land, waarop Dick, Marco en inmiddels kleinzoon Niels hun eigen koeien vetweiden. In het vroege voorjaar kopen ze een aantal magere Hollandse dikbil koeien, van het ras ‘verbeterd Maas-, Rijn- en IJssel’. Deze koeien krijgen alleen gras te eten.’ In de loop van de zomer en het najaar worden ze geslacht. De familie verwerkt een koe in twee weken. Deze koeien zijn niet genoeg om de slagerij het hele jaar door van vlees te voorzien en daarom betrekt van Harten ook dieren van de handel i.s.m. dikbilmester Roos van de Hogedijk in Ter Aar.
Slachten hebben we zelf gedaan, totdat de MKZ-crisis (2001) uitbrak. ‘De eisen zijn sindsdien zo aangescherpt, dat het niet meer loont om het zelf te doen. Sindsdien brengen we de dieren naar het abattoir vanwaar we de koeien in gedeeltes retour krijgen. Het uitbenen van deze gedeeltes gebeurd in de werkplaats aan de Korteraarseweg.
Roken van het vlees is eigenlijk vooral een manier om het vlees te conserveren. ‘In Zuid-Europa hoeven ze niet te roken, omdat de lucht daar zo droog is, dat je het vlees kunt drogen. Denk maar aan parmaham. Maar bij ons wordt de lucht nooit zo droog. Roken is iets van noordelijke landen.’ Voordat het vlees in de rookkast gaat, moet het eerst twee weken rijpen in een bak met zout. De bedoeling is dat het vlees daardoor vocht kwijtraakt en een lichtzoute smaak aanneemt. Dan gaat het één nacht in de rookkast. Het resultaat is rookvlees, van structuur ‘zacht als zalm’ en ook zacht van smaak. De rooksmaak is nauwelijks merkbaar.
De smaak van het ambachtelijk gemaakte rookvlees is minder zout en steviger dan dat van de supermarkt. De supermarktslagers forceren het vlees meer. In de Rijn- en Veenstreek eten men rookvlees traditiegetrouw met boter op brood. Maar sinds de opkomst van carpaccio (zeer dun gesneden ossenhaas met witte peper, mayonaise, worcestershiresaus en Tabasco), is rookvlees een populaire variant.